Danny Stelwage maakt lange dagen als chauffeur op een tankwagen. Stomazakjes vervangen doet hij gewoon in de cabine, met de gordijnen open. ‘Toen ik een stoma kreeg, heb ik dit gelijk via Facebook verteld.’
Je hebt vast een zwaar beroep?
‘Dat mag je wel zeggen. Ik rijd op een tankwagen met 42.000 liter lpg en lever dit af aan tankstations. Het zijn vaak werkdagen van twaalf uur of langer. Je moet de wagen op lastige plekken neerzetten. Ook moet ik steeds een volle slang uitrollen, soms wel veertig meter. Sinds ik een stoma heb, doe ik dit wel voorzichtiger.’
Hoe verzorg je jezelf op zo’n lange werkdag?
‘Ik vervang mijn stomazakjes gewoon in de cabine, met de gordijnen open. Ik ben er sowieso open over. Toen ik de stoma kreeg, heb ik dit gelijk op Facebook verteld. Mijn collega’s weten ervan en vrienden heb ik het laten zien. We maken er onderling geintjes over. Doet iemand vervelend, dan zeg ik weleens: oppassen of ik gooi die zak naar je hoofd.’
Wat vond je ervan dat je een stoma kreeg?
‘Ik wist het niet van tevoren. Vorig jaar moest ik met spoed naar het ziekenhuis vanwege een abces dat een darmperforatie had veroorzaakt. Zonder hulp had ik geen 24 uur meer geleefd. Na die spoedoperatie werd besloten om het zieke stuk darm weg te halen. Ik kwam uit de narcose met een stoma, omdat er vijf fistels bleken te zitten. Dat was even schrikken, maar gelukkig bleek dat de stoma tijdelijk zou zijn.’
Was je niet bang je baan kwijt te raken?
‘Ja, je twijfelt of je het werk nog wel aan kunt. En ik reed ook nog niet zolang voor mijn huidige werkgever. Maar dat is allemaal super opgelost. Mijn baas was heel geduldig en wilde dat ik volledig hersteld terugkwam. Mijn contract is op het ziekenhuisbed verlengd. Zoiets hoor je niet vaak.’
Hoe gaat het nu verder?
‘Als de ontstekingswaarden laag blijven en het rustig is in mijn buik en darmen, mag de stoma over een paar maanden weg. Dan ren ik naar de operatiekamer en ga zelf op die tafel liggen. Maar mocht duidelijk worden dat ik me beter voel als ik de stoma houd, dan laat ik het zo.’
Tekst: Hans van Vinkeveen, Beeld: Jos Lammers